Aurelia aurita (Linnaeus)Linnaeus, 1758 Oorkwal
Kenmerken | Parapluvormig met aan de rand veel korte tentakels. Vier mondarmen, vier hoefijzervormige gonaden (voortplantingsorganen). |
---|---|
Kleur | Semitransparant. |
Voorkomen | Oosterschelde en Grevelingen. |
Voedsel | Plankton, kleine visjes. |
Voortplanting | Geslachtelijk en ongeslachtelijk. |
Grootte | Doorsnee tot 40 cm. |
Bij de voortplanting wordt sperma vrijgelaten in het water dat door de vrouwelijke kwal opgenomen wordt. In broedzakjes in de mondarmen ontwikkelen zich larven. Als de larven volgroeid zijn vestigen ze zich op de bodem. Hieruit ontstaan poliepen (scyphistoma) die weer schijfjes af gaan scheiden waaruit jonge kwalletjes ontstaan (strobilatie). Deze groeien op tot mannelijk en vrouwelijke kwallen waarna er weer een geslachtelijke voortplanting plaatsvindt.
Scyphistoma zijn meestal te vinden aan de onderkant van stenen en holtes.
In de winter vindt strobilatie plaats. Het duurt enkele maanden voordat de kwallen volwassen zijn en geslachtelijke voortplanting plaatsvindt. In september zijn de laatste volwassen oorkwallen te vinden.
Een enkele oorkwal heeft meer dan 4 gonaden.